Aan elkaar schrijven of los? Het is een lastige taalkwestie die leidt tot veel vragen van taalgebruikers. Dit zijn de regels voor het aaneenschrijven van woorden.
Een tijdje terug vroeg ik honderden taalgebruikers naar de lastigste taalkwesties. Op nummer 1 stond de vraag of je woorden aan elkaar schrijft of los. Terecht, want de regels hiervoor zijn niet altijd even duidelijk. Het resultaat is dat veel taalgebruikers de mist in gaan met het aaneenschrijven van woorden.
Deze taalkwestie speelt vooral bij samenstellingen. Dit zijn gecombineerde woorden die bestaan uit andere woorden die ook los kunnen voorkomen. Zo kun je het woord tekstschrijver vormen door tekst en schrijver aan elkaar te plakken. Welke regels bepalen of je dit met of zonder spatie schrijft?
Tip
Lees ook het artikel met de grootste struikelblokken bij het aaneenschrijven van woorden.
Regels voor het aaneenschrijven van woorden
Samenstellingen met zelfstandige naamwoorden
Samenstellingen bestaan vaak uit twee zelfstandige naamwoorden. De samenstelling aanvraagformulier is bijvoorbeeld een combinatie van aanvraag en formulier. Deze zelfstandige naamwoorden vormen samen een nieuwe betekenis. Daarbij geeft het rechterdeel (formulier) aan dat het gaat om een soort formulier. De regel is dat je beide delen van zo’n samenstelling aan elkaar schrijft. Je schrijft aanvraagformulier dus als één woord.
Voorbeelden:
bedrijfsrestaurant
communicatiemedewerker
ondernemingsplan
Samenstellingen met een woordgroep
Samenstellingen bevatten soms een woordgroep. Dit zijn meerdere woorden die bij elkaar horen, zoals kleine ondernemer, lange termijn of groene stroom. Deze woorden schrijf je normaal gesproken los. Maar als je een woordgroep gebruikt in een samenstelling, dan schrijf je de delen van de woordgroep en de rest vaak aan elkaar. Daarvoor moet je naar de betekenis kijken; een duidelijke regel valt niet te geven.
Zo schrijf je kleineondernemersregeling (regeling voor kleine ondernemers) als één woord. Als je in plaats daarvan kleine ondernemersregeling schrijft, dan heb je het over een kleine regeling voor ondernemers. Dat is niet per se fout, maar de spatie leidt wel tot een andere betekenis.
Voorbeelden:
langetermijnbeleid (beleid voor de lange termijn)
groenestroomaanbieder (aanbieder van groene stroom)
socialemediakanaal (kanaal van sociale media)
Samenstellingen met een eigennaam
Een eigennaam is een benaming waarmee je bijvoorbeeld mensen, dingen of plaatsen van elkaar onderscheidt. Je kunt met eigennamen ook samenstellingen vormen. De eigennaam Spanje kun je bijvoorbeeld combineren met reis. De regel is dat je samenstellingen met een eigennaam aan elkaar schrijft. Je schrijft Spanjereis dus als één woord.
Voorbeelden:
balkenendenorm
Europadekking
Facebookactie
De hoofdletter in een eigennaam neem je in veel gevallen over in een samenstelling. Je schrijft echter een kleine letter als je bij een samenstelling niet meer denkt aan de naamgever. Zo is balkenendenorm een algemene norm geworden en niet meer een specifieke norm voor (oud-)premier Balkenende.
Sommige eigennamen bevatten spaties. Deze spaties neem je over in een samenstelling. Als je Tweede Kamer combineert met debat, dan krijg je dus Tweede Kamerdebat.
Samenstellingen met Engelse woorden
Het Nederlands heeft veel woorden ontleend aan het Engels. Engelse leenwoorden kom je daarom ook tegen in een groot aantal samenstellingen. Deze samenstellingen volgen de regels van het Nederlands. Bij zelfstandige naamwoorden schrijf je beide delen van een samenstelling dus aan elkaar, ook als beide delen uit het Engels komen.
Voorbeelden:
accountmanager
fulltimebaan
managementassistent
Samenstellingen met voorzetsels
Sommige samenstellingen bevatten een combinatie van er en een voorzetsel, zoals van. De regel is dat je beide delen van zo’n samenstelling aan elkaar schrijft. Je schrijft ervan dus als één woord.
Komt er een werkwoord met een voorzetsel achter, zoals uitgaan? Dan blijft dit voorzetsel (uit) deel uitmaken van het werkwoord. Je schrijft het dus niet vast aan een samenstelling als ervan. Het is dus ervan uitgaan en niet *ervanuit gaan.
Voorbeelden:
Hij ging ermee aan de slag.
Tijdens de vergadering ging zij erop in.
Wilt u een bestelling plaatsen of ervan afzien?
Werkwoorden
Met een zelfstandig naamwoord en een werkwoord kun je een nieuw werkwoord vormen. Het zelfstandig naamwoord koffie en het werkwoord drinken kun je bijvoorbeeld combineren tot koffiedrinken. Maar let op: bij wijn drinken is zo’n combinatie niet mogelijk. Je schrijft dit als twee losse woorden.
Soms schrijf je beide woorden dus aan elkaar en soms niet. Als een combinatie vaak genoeg voorkomt, dan schrijf je beide woorden meestal aan elkaar. Daar zijn echter geen vaste regels voor te geven. Bij twijfel kun je het werkwoord opzoeken in Het Groene Boekje.
Voorbeelden:
gebruikmaken
plaatsvinden
vormgeven
Afbeelding gebruikt onder licentie van Shutterstock.com