Voor correcte afkortingen verdienen hoofdletters en punten je aandacht. In dit artikel vind je uitleg over de regels voor hoofdletters en punten in afkortingen.
Hoofdletters of niet?
De volgende regels helpen je om te bepalen of je een afkorting met hoofdletters schrijft of niet:
Regel 1. Gebruik een hoofdletter als die ook in het afgekorte woord voorkomt
De hoofdregel is dat je een hoofdletter gebruikt als die ook in het afgekorte woord voorkomt. Dit kan een eigennaam zijn of een woord dat uit respect een hoofdletter krijgt.
Voorbeelden:
NS (Nederlandse Spoorwegen)
v.Chr. (voor Christus)
Z.K.H. (Zijne Koninklijke Hoogheid)
Gebruikt een organisatie een afwijkende schrijfwijze voor een afkorting? Dan neem je deze schrijfwijze over. Dit heet ook wel het donorprincipe.
Voorbeelden:
DigiD (digitale identiteit)
OV-chipkaart (openbaar vervoer)
SVB (Sociale Verzekeringsbank)
Bij DigiD zou je de afkorting Digid verwachten. De overheid schrijft echter DigiD. Volgens het donorprincipe respecteer je deze schrijfwijze.
Kijk voor de juiste schrijfwijze naar de communicatie-uitingen van een organisatie. Dat is in het geval van de Sociale Verzekeringsbank bijvoorbeeld de website van deze organisatie.
Regel 2. Gebruik een hoofdletter bij sommige afkortingen uit een vreemde taal
Relatief nieuwe afkortingen uit een vreemde taal (meestal het Engels) krijgen een hoofdletter. Na verloop van tijd krijgen ze een kleine letter. Raadpleeg bij twijfel Het Groene Boekje.
Voorbeelden:
B&B (Bed and Breakfast)
ICT (Information and Communications Technology)
sms (Short Message Service)
Sommige afkortingen uit het Latijn die al een tijdje meegaan, krijgen toch een hoofdletter.
Voorbeelden:
PS (postscriptum)
L.S. (lectori salutem)
Andere Latijnse afkortingen krijgen juist geen hoofdletter.
Voorbeelden:
cv (curriculum vitae)
c.q. (casu quo)
Regel 3. Schrijf symbolen met hoofdletters zoals in de officiële notatie
Symbolen zijn een bijzonder soort afkorting. Het gaat hierbij om een kortere versie van een wetenschappelijk, financieel of andersoortig begrip. Vaak bestaat daarvan een officiële notatie. Hoofdletters neem je over van deze gestandaardiseerde schrijfwijze.
Voorbeelden:
m (meter)
kg (kilogram)
V (volt)
Wil je weten wat de officiële notatie is van een symbool? Dan kun je die in de eerste plaats terugvinden in de norm waarin het symbool is vastgelegd. Normen kun je raadplegen via de volgende organisaties:
Tip
Zoek symbolen eventueel op in Het Groene Boekje. Daarin kun je een groot aantal symbolen terugvinden.
Met of zonder punten?
De volgende regels helpen je om te bepalen of je een afkorting met of zonder punten schrijft:
Regel 1. Zet een punt aan het eind van elk afgekort woord
De hoofdregel is dat je een punt schrijft aan het eind van elk afgekort woord. Daardoor kan een afkorting één of meer punten bevatten.
Voorbeelden:
bijv. (bijvoorbeeld)
dr. (doctor)
z.o.z. (zie ommezijde)
Let op
Een uitzonderingsgeval is de afkorting a.s. van aanstaande. Hoewel het hier gaat om één woord, krijgt de afkorting een extra punt in het midden, naast die aan het eind.
Afkortingen van dagen van de week en afkortingen van maanden kun je zowel met als zonder punt schrijven.
Voorbeelden:
di / di. (dinsdag)
za / za. (zaterdag)
nov / nov. (november)
Regel 2. Schrijf initiaalwoorden en letterwoorden zonder punt
Initiaalwoorden en letterwoorden zijn een bijzonder soort afkorting en schrijf je zonder punt.
Initiaalwoorden zijn afkortingen die je uitspreekt als afzonderlijke letters.
Voorbeelden van initiaalwoorden:
bv (besloten vennootschap)
cao (collectieve arbeidsovereenkomst)
pc (personal computer)
Letterwoorden zijn afkortingen die je uitspreekt als je een normaal woord.
Voorbeelden van letterwoorden:
havo (hoger algemeen voortgezet onderwijs)
pin (persoonlijk identificatienummer)
sim (Subscriber Identity Module)
Regel 3. Schrijf symbolen zonder punt
Symbolen zijn een bijzonder soort afkorting en schrijf je zonder punt.
Voorbeelden:
EUR (euro)
km (kilometer)
MB (megabyte)
Afbeelding gebruikt onder licentie van Shutterstock.com